Wij komen nooit meer saam: De wereld drong zich tusschenbeide. Soms staan wij beiden ‘s nachts aan ‘t raam, Maar andre sterren zien we in andre tijden.
Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd: Van licht tot verste duisternis – dat ik Op vleuglen van verlangen rustloos reizend, U zou begroeten met mijn stervenssnik.
Maar als het waar is dat door groote droomen Het zwaarst verlangen over wordt gebracht Tot op de verste ster: dan zal ik komen, Dan zal ik komen, iedren nacht.